De huidige pensioenregeling in de Metaal & Techniek moet veranderen als gevolg van de Wet Toekomst Pensioenen. De Unie heeft met de werkgevers nu een principe akkoord bereikt over de aanpassing van de pensioenregeling (PMT).
Principeakkoord
In maart 2023 stuurden wij onze voorstellen, na overleg met onze leden, naar de metaalwerkgevers over de aanpassing aan de nieuwe pensioenwetten. In december 2023 bereikten we met de werkgevers in de Metaal & Techniek een overeenstemming over de hoofdlijnen van de nieuwe pensioenregeling. Vervolgens slaagden wij erin om op 3 april 2024 een principeakkoord te bereiken over de gehele overgang van de oude naar de nieuwe pensioenregeling. Het woord is nu aan de leden om hiermee in te stemmen. Pas dan is het definitief.
Het heeft veel overleg en tijd gekost. Die ingewikkelde techniek is vastgelegd in een officieel document: het Transitieplan. Dat is voor iedereen hier te vinden. In deze brief gaan we niet in op alle techniek, maar we gaan terug naar onze inzet in hoofdlijnen: zijn die gerealiseerd en hoe dan? De techniek erachter in het transitieplan is beschikbaar voor specialisten en alle belangstellenden die er meer over willen weten.
Ledenraadpleging
Het principeakkoord is één geheel, net als bij het resultaat van een cao-onderhandeling. De leden met een Compleet lidmaatschap stemmen dus over het geheel met een ja of nee. We roepen alle leden op om gebruik te maken van het stemrecht als lid van De Unie in de sector Metaal en Techniek. We willen natuurlijk een zo breed mogelijk draagvlak voor onze resultaten en de beoordeling niet laten afhangen van een enkeling.
Wil jij ook meestemmen dan kan door hier te klikken. Hierna krijg je de nieuwsbrief toegestuurd om mee te beslissen over de uitkomst!
Inzet en Uitkomst
Zoals je weet, hebben wij onze inzet in hoofdlijnen vastgesteld die in het transitieplan moesten worden uitgewerkt. Nu we daarmee klaar zijn en een overeenstemming hebben bereikt, leggen we het resultaat nu met een positief advies ter goedkeuring aan je voor.
Voor de zekerheid nogmaals de hoofdlijnen:
- Keuze contract: Solidaire Pensioen Regeling. Daardoor behoud van collectiviteit en solidariteit.
- Ambitie: verwachte pensioenresultaten in de nieuwe regeling minimaal gelijk aan de huidige regeling.
- Kans op verhoging van de pensioenen verbetert.
- Kans op korting van uitkeringen neemt af (de solidariteitsreserve werkt!).
- Goede afspraken over nabestaandenpensioen.
- Voorrang aan compensatie voor groepen die last hebben van afschaffing van de doorsnee opbouw.
Inzet ambitie
De ambitie van de nieuwe pensioenregeling is minstens gelijk aan de huidige. In onze huidige regeling is de ambitie om per jaar 1,875% van de pensioengrondslag op te bouwen, zodat er na 40 jaar deelname een pensioen mogelijk is van 75% van het middelloon.
Uitkomst
Het doel blijft 75% van het middelloon na 40 jaar deelname. De kans dat het beoogde pensioen in de nieuwe regeling wordt gehaald, gaat omhoog. Dat geldt vooral voor de jongeren. In de eerste periode van hun werkzame leven en daarmee van hun eerste jaren van premie-inleg kan er meer risico worden genomen in de beleggingen. Schommelingen (bijvoorbeeld als gevolg van tegenvallende rendementen) hebben niet meteen een voelbaar effect, omdat de pensioenuitkering nog ver weg is. Voor alle generaties geldt dat bij gemiddelde economische ontwikkelingen de pensioenresultaten verbeteren.
Ook voor gepensioneerden verbeteren de pensioenresultaten, omdat hun kans op indexatie in het huidige stelsel een stuk kleiner is dan in het nieuwe. De soepelere regels van de afgelopen jaren zijn daarin al merkbaar geweest. Zonder deze overgang naar het nieuwe stelsel hadden we de pensioenen in 2023 en 2024 niet of nauwelijks kunnen verhogen en nu dus wel.
In een optimistisch scenario (hogere rendementen) gaat iedereen erop vooruit, ook vergeleken met de huidige regeling. Dit is het effect van minder buffers en eerder uitdelen van rendementen aan de deelnemers.
In een pessimistisch scenario kunnen de uitkeringen van gepensioneerden beter dan nu beschermd worden tegen verlagingen door de Solidariteitsreserve. Daarover later meer. En door het geleidelijk afbouwen van beleggingsrisico naarmate de deelnemer ouder wordt, blijven de pensioenresultaten van de werkenden ook overeind.
Alleen de groep deelnemers die op jonge leeftijd al een hoog inkomen heeft en op jonge leeftijd het fonds verlaat (ander werk, zzp), heeft in een slecht economisch tij een minder pensioenresultaat dan nu. Slechte rendementen bij hogere beleggingsrisico’s voor jonge deelnemers kunnen door hun vertrek niet meer worden ingelopen met betere resultaten over nieuwe inleg. Die kunnen trouwens wel worden bereikt in het fonds waar deze groep verder gaat met pensioenopbouw. Maar daar hebben wij in de berekeningen geen zicht op.
Conclusie
De huidige hoogte van het pensioen blijft hetzelfde doel, namelijk 75% van het middelloon na 40 jaar deelname. Maar de kans neemt toe dat het ook daadwerkelijk wordt gehaald.
Inzet behoud premie
De premie is minstens het niveau van de huidige premie. De premie van 27,98% lijkt vooralsnog voldoende om de huidige ambitie ook in het nieuwe stelsel te kunnen realiseren. De huidige doelstelling over het te bereiken pensioen blijft ongewijzigd, evenals de bijbehorende premie. Periodiek zullen cao-partijen overleggen of de premie toereikend is voor de ambitie van de te bereiken pensioenen.
Uitkomst
De huidige premie is genoeg om hetzelfde pensioenresultaat te halen. De premie hoeft niet omhoog. Talloze berekeningen van diverse maatmensen en duizenden economische scenario’s tonen aan dat we gemiddeld op langere termijn mogen verwachten dat we zelfs een hoger pensioen bereiken met dezelfde premie. Of minder premie nodig hebben voor hetzelfde pensioen. Maar de werkelijkheid is nooit exact te voorspellen, dus we gaan daar niet op speculeren. We houden de huidige premie.
Wel is nog flink gestoeid met werkgevers over het slecht weer scenario. Weliswaar geeft het nieuwe stelsel geen slechtere resultaten dan het huidige, maar we vroegen wel extra premie van werkgevers om de pensioenresultaten in het pessimistische scenario enigszins op peil te houden. En de pijn te delen. Werkgevers weigeren dit. Zij wijzen elk risico op meer premie af, dan moet de ambitie maar omlaag. Teleurstellend. Maar voor ons nu ook weer niet onaanvaardbaar. Wij waren niet uit op een hogere premie als dat niet nodig is. Extra premie gaat bovendien ook af van de ruimte om de lonen te verhogen, wat een hoge prioriteit heeft. En het effect van de extra premie in slechte tijden blijft in het geheel toch beperkt.
Wel willen we net als nu periodiek met werkgevers aan tafel om te bespreken of onze pensioendoelstelling nog gehaald kan worden met de huidige premie. Daarover hebben we goede afspraken gemaakt. De overeenkomst over de nieuwe regeling geldt voor 5 jaar, maar na 3 jaar kunnen we het opzeggen en opnieuw onderhandelen.
Conclusie
Met de huidige premie kunnen we het niveau van het pensioen behouden, zelfs iets verbeteren. Periodiek overleggen we met werkgevers of de premie en ambitie nog passen. De eerste keer is dat 3 jaar na ingang van de nieuwe regeling. Dus in 2029.
Inzet gelijke pensioenregeling PMT en PME
De pensioenregelingen van PMT en PME blijven zoveel mogelijk gelijk. Resterende verschillen worden daarin meegenomen. Dat geldt in het bijzonder voor de opname van de ploegentoeslag in de pensioenregeling van de Metalektro.
Uitkomst
Er is vertraging ontstaan in het overleg in de Metalektro, omdat werkgevers de verplichte opbouw van pensioen over de ploegentoeslag afwezen. Gelukkig zijn werkgevers ons daarin inmiddels tegemoetgekomen. In de Metaal en Techniek speelt dit niet, omdat deze toeslagen al gewoon in de pensioengrondslag zitten.
Maar in beide sectoren hebben we wel overeenstemming bereikt over onze inzet om de regelingen in de Metaal zoveel mogelijk gelijk te houden. Zodoende heeft een baanwissel in de sector of de overgang van bedrijf geen of weinig gevolgen voor je pensioen. Nu er een resultaat ligt in de Metaal en Techniek is het wachten op de Metalektro. We weten al veel over wat daar de elementen zijn en deze worden tot nu toe hetzelfde benaderd en de regelingen blijven dus zoveel mogelijk gelijk.
Conclusie
Onze inzet dat de pensioenregelingen in de Metaal en Techniek (PMT) en de Metalektro (PME) zoveel mogelijk gelijk blijven, wordt gerealiseerd.
Inzet nabestaandenpensioen
Het nabestaandenpensioen blijft in de nieuwe regeling op hetzelfde niveau als in de huidige regeling. In de gewijzigde systematiek, waarin de uitkering bij overlijden vóór pensionering wordt gebaseerd op het salaris in plaats van op het ouderdomspensioen, zullen de meest voorkomende inkomensgroepen blijven rekenen op minstens het huidige nabestaandenpensioen. Daarvoor blijft het budget in de premie voor nabestaandenpensioen minstens gelijk aan het huidige niveau.
Uitkomst
Uit de premie van 27,98% blijft hetzelfde deel besteed worden aan het nabestaandenpensioen.
Het partnerpensioen bij overlijden na pensionering blijft hetzelfde: de partner van de deelnemer ontvangt 50% van het pensioen van de deelnemer. De deelnemer behoudt de mogelijkheid om bij ingang van het pensioen het partnerpensioen in te ruilen voor een hoger eigen pensioen, bijvoorbeeld omdat er geen partner is of omdat de partner voldoende eigen pensioen heeft. Ook blijft de mogelijkheid bestaan om het partnerpensioen te verhogen ten koste van het eigen ouderdomspensioen.
Het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensionering van de werknemer gaat veranderen. Volgens de wet moet dit een uitkering worden op basis van het loon van de overleden deelnemer, en niet meer afhankelijk zijn van de duur van de deelname aan de regeling of van het opgebouwde pensioen. Bij PMT wordt dit een vast bedrag van € 5.000,- (geïndexeerd) plus 20% van het loon van de overleden werknemer. Dit betekent dat het partnerpensioen van mensen met inkomens tot € 40.000,- verbetert. Bij inkomens hoger dan € 40.000,- wordt de uitkomst geleidelijk iets minder dan in de huidige regeling.
Het tot nu toe opgebouwde nabestaandenpensioen blijft beschikbaar voor de huidige deelnemers, zodat in de praktijk het niveau nog jaren minstens gelijk blijft. Nieuwe, jonge deelnemers met hoge inkomens zullen het verschil met nu ook pas na vele jaren merken. Want ongeacht de lengte van de deelname aan het fonds, is het overlijdensrisico meteen volledig afgedekt voor 20% van het loon plus € 5.000,-.
Tenslotte nog het wezenpensioen. Dat is nu 14% van het al opgebouwde en het nog te verwachten pensioen van de werknemer. Dit is dus niet van het loon! Het nieuwe wezenpensioen wordt straks verzekerd voor 10% van het loon van de overleden werknemer. Concreet betekent dit voor iedereen een hoger wezenpensioen, zelfs fors hoger voor wezen van deelnemers met een bescheiden inkomen en voor wezen van wie de ouder pas kort deelneemt aan de regeling. Het wezenpensioen geldt voortaan voor alle kinderen tot en met 25 jaar, onafhankelijk van de situatie of een kind nog studeert. Dat is de wettelijke leeftijdsgrens voor wezenpensioen. Nu is dat bij PMT nog tot 23 jaar.
De mogelijkheid om vrijwillig het nabestaandenpensioen te verhogen blijft bestaan. De ANW-regeling wordt aangepast zodat deze beter aansluit op de nieuwe regeling.
Conclusie
Het gemiddelde niveau van het nabestaandenpensioen blijft gelijk. Door de wettelijke wijzigingen en de gemaakte keuzes in de nieuwe Metaalregeling, wordt het partner- en wezenpensioen verbeterd voor inkomens tot circa € 40.000,-. Omdat de huidige opgebouwde partnerpensioenen beschikbaar blijven, zullen er pas op langere termijn verschillen ontstaan bij hogere inkomens vergeleken met de huidige regeling. Een vrijwillige aanvullende ANW-regeling blijft aangeboden worden.
Inzet ter voorkoming verlaging pensioenuitkering
Wij willen in de nieuwe regeling een combinatie van een zo klein mogelijke kans op verlagingen van de pensioenuitkering en een zo groot mogelijke kans op behoud van koopkracht. Met de inzet van een gerichte Solidariteitsreserve kunnen de keuzes in de risico’s hierop worden gebaseerd.
Uitkomst
De uitkeringen worden beter beschermd tegen verlaging dan in de huidige regeling. Nu moeten we voldoen aan hoge buffereisen over alle toekomstige uitkeringen en dreigen er voortdurend kortingen als de rente daalt, ondanks goede rendementen op de beleggingen.
We leggen straks een veel kleinere buffer aan in de vorm van een Solidariteitsreserve. Deze reserve wordt aangesproken in slechte beleggingsjaren bij dreigende verlaging van de al ingegane pensioenen. Voor nog niet ingegane pensioenen is dat niet nodig, want er volgen altijd weer jaren dat het weer beter gaat en de slechte jaren worden ingehaald.
Deze methode is zo effectief dat de kans op verlaging van de pensioenuitkering stukken lager is dan in de huidige regeling.
We hebben heel nauwkeurig uitgerekend hoe hoog de Solidariteitsreserve moet zijn om effectief te zijn over een langere periode. Dan is 3% genoeg en 5% ideaal. Maar ook bij 1% geeft deze Solidariteitsreserve al veel bescherming. Het geld voor deze stabiliteit wordt verkregen door een reservering uit de huidige collectieve pensioenpot, inclusief de buffer die nu in de dekkingsgraad zit.
Als de dekkingsgraad op het moment van overgang naar de nieuwe regeling (2026) 110% is, wordt de Solidariteitsreserve gevuld met 3%. Als de dekkingsgraad in 2026 lager is, zal de Solidariteitsreserve wat minder kunnen worden gevuld. Als deze hoger is, wordt de Solidariteitsreserve wat meer gevuld.
Voor behoud van koopkracht is het nodig dat de opgebouwde pensioenen en de ingegane pensioenen kunnen worden verhoogd met de inflatie (indexatie). Omdat rendementen eerder aan de persoonlijke pensioenvermogens kunnen worden toegekend en minder eerst alles in buffereisen moet worden apart gehouden, is de kans op een koopkrachtig pensioen verbeterd.
Als de inflatie gemiddeld 2% is, zoals men in de economische voorspellingen hanteert, wordt de kans groter dat we deze verhoging (indexatie) kunnen krijgen vergeleken met de huidige regeling. In het huidige stelsel mag het fonds pas indexeren bij een dekkingsgraad van 110%. En dan nog maar een beetje, want pas bij circa 130% mag volledig worden geïndexeerd. Zoals in de afgelopen jaren bleek, is dit bijna onhaalbaar. Zelfs met een beperkt risico voor ouderen kan er in de nieuwe regeling dus eerder en meer worden geïndexeerd.
Conclusie
De kans op verlaging van de ingegane pensioenen wordt in de nieuwe regeling een stuk kleiner door de inzet van de Solidariteitsreserve. De kans op indexatie en dus op een koopkrachtig pensioen wordt groter, omdat rendementen directer kunnen worden aangewend voor indexatie.
Inzet behoud solidariteit, risico’s delen en collectiviteit
Solidariteit, risico’s delen en collectiviteit blijven in de nieuwe regeling zoveel mogelijk behouden. Een collectief beleggingsbeleid gebaseerd op een collectieve risicobereidheid heeft de sterke voorkeur boven individuele keuzes. De keuze voor de Solidaire Premie Regeling past hierbij.
Uitkomst
De uitkeringsregeling met een jaarlijks opbouwpercentage van het gemiddeld loon verdwijnt. In de wet zijn er twee soorten premieregelingen voor in de plaats gekomen.
Één van de twee is de Flexibele Premieregeling. Alleen de hoogte van de premie staat vast, de uitkomst niet. Deelnemers maken individueel keuzes over het gewenste risico in de beleggingen en dragen individueel de risico’s. In de nieuwe pensioenwet kunnen in deze regeling ook een aantal risico’s worden gedeeld, maar dat blijft beperkt. Dat is niet de wens van onze leden.
De andere premieregeling is de Solidaire Premieregeling (SPR). Daar hebben we met de werkgevers voor gekozen. Die sluit aan op de huidige middelloonregeling, een collectief beleggingsbeleid en het delen van risico’s over de generaties heen. De deelnemers hoeven niet allemaal hun eigen beleggingsmix te bepalen, maar de risicobereidheid van het geheel van de deelnemers, verdeeld in leeftijdscohorten, vormt de kaders voor een verdeling van risico’s en rendementen die het beste uitpakt voor iedereen. Bovendien worden risico’s zoals overlijden (nabestaandenpensioen) en arbeidsongeschiktheid (premievrije voortzetting van het pensioen!) gedeeld op ongeveer dezelfde wijze als nu. In de SPR kan er een Solidariteitsreserve worden ingericht die voor alle generaties voordelen biedt.
Conclusie
Behoud van solidariteit, risico’s delen en collectiviteit past het beste bij de nieuwe Solidaire Premie Regeling (SPR). De duidelijke voorkeur van onze leden is gerealiseerd.
Inzet behoud dezelfde pensioenverwachting voor alle deelnemers
De opgebouwde rechten in het huidige stelsel worden collectief ingevaren in de nieuwe regeling. Dit gebeurt op een evenwichtige wijze, waarin er geen groepen of generaties worden benadeeld. De afschaffing van de doorsneestelsel in de pensioenopbouw vereist nadrukkelijk de aandacht en dient te worden gecompenseerd indien de groep die daarvan nadeel ondervindt een lager pensioenperspectief zou krijgen of er in de nieuwe regeling onevenredig veel minder op vooruitgaat.
Uitkomst
De keuze is gemaakt om de bestaande rechten om te zetten naar de nieuwe regeling: het collectief invaren. Op deze manier kunnen we voor alle deelnemers minstens gelijk houden aan het huidige perspectief.
Niet invaren zou niet alleen het doorbreken van de solidariteit tussen generaties betekenen, maar ook een enorme kostenpost. Het fonds moet dan de oude rechten in een apart fonds administreren en beleggen en de nieuwe in een ander. Dat zijn dubbele kosten. En in de communicatie wordt het ook ingewikkeld als je vanuit twee regelingen pensioeninformatie, aanpassingen en uitkeringen zou gaan ontvangen. Omdat het oude fonds een gesloten fonds wordt waar geen nieuwe premies en deelnemers meer instromen, zal het risico moeten afnemen en daarmee de rendementen. De oude regels voor indexatie zouden van toepassing blijven, waarmee de kans op behoud van koopkracht zou vervliegen.
Compensatie is nodig voor de deelnemers in de leeftijdsgroepen van ongeveer 40-60 jaar die een nadelig effect ondervinden van de afschaffing van de doorsneeopbouw. Hun premie leverde in het verleden, toen zij zelf nog jong waren, net zoveel pensioenopbouw op als ouderen, terwijl hun inleg nog veel langer kon worden belegd en eigenlijk meer pensioen zou moeten opleveren. Maar op latere leeftijd gold dat andersom, dus bij elkaar was het resultaat neutraal. Maar nu dat in de wet is gewijzigd, gaat de premie in het persoonlijke pensioenvermogen en profiteren deze deelnemers (nu ongeveer tussen de 40 en 60 jaar) niet meer van de subsidie van jongeren. Die subsidie hebben zij echter zelf in hun jonge jaren wel aan de ouderen van toen gegeven.
Dit nadeel kan gecompenseerd worden bij het invaren. Dit gebeurt door het toedelen van vermogen (compensatie) aan de persoonlijke pensioenvermogens van deze deelnemers, zodat niemand erop achteruitgaat. Wij willen niet dat bepaalde groepen benadeeld worden of er minder op vooruitgaan. Compensatie vinden wij daarom eerlijk. Er is veel gerekend om te bepalen hoe hoog de compensatie voor de verschillende leeftijden moet zijn. Uit het totale vermogen wordt 1,5% tot 3% gereserveerd om deze groepen die compensatie te geven waardoor hun pensioenverwachting minstens hetzelfde blijft als in de oude situatie.
Er zijn afspraken gemaakt over hoe het vermogen evenwichtig te verdelen over alle deelnemers, actieven en gepensioneerden. Door deze afspraken worden geen groepen of generaties benadeeld.
Conclusie
De bestaande rechten worden collectief ingevaren in de nieuwe regeling, zodat alle deelnemers in alle leeftijdsgroepen minstens dezelfde pensioenverwachting behouden als onder de oude regeling. Ook de compensatie voor de afschaffing van de doorsneesystematiek kan op deze manier worden gerealiseerd.
Contact
Voor vragen kun je altijd contact opnemen met de belangenbehartigers, Suat Koetloe, via email suat.koetloe@unie.nl of bel naar 06-5252 2061 of met Peter Werger, via email peter.werger@unie.nl of bel naar 06-5252 2089.